Ik kan me nog heel goed een zomervakantie uit mijn jeugd herinneren. We waren in Bretagne met de hele familie en voor de kust bij de camping gingen mijn vader en ooms tussen de rotsen coquilles saint jacques opduiken. Dat mocht ongetwijfeld officieel niet, maar het is de eerste herinnering die ik heb aan super verse vis die we op de BBQ legde en zo opaten.

Inmiddels denk ik bij vissen toch snel aan grote boten en een haast machinaal-achtig proces. Maar in mijn ongoing Japan-obsessie ontdekte ik laatst een nieuw verhaal wat mijn geloof in een sprookjesachtige visvangst herstelde.

Duiken is voor vrouwen

In Japan wordt namelijk nog heel oldschool gevist in de Stille Oceaan. Deze vissers worden ama’s genoemd en het zijn alleen vrouwen. De logica: de longcapaciteit van mannen is kleiner. En bovendien hebben ze minder vet en kunnen dus minder goed tegen de kou. Ik interpreteer dat maar even als: sterker ras.

Het vak gaat van moeder op dochter en ze vissen met grote oldschool helmen, zonder zuurstof (dat is zelfs verboden) of attributen. Waar ze naar opzoek zijn daar onder water? Schelpen, schaaldieren, waterkomkommers, zeeegels, oesters, zeeslakken met als favoriet natuurlijk de kreeft of de abalone. Laatstgenoemde is vooral populair vanwege het zoetzoute visvlees en het parelmoer. Jonge schelpen en dieren laten ze overigens met rust waardoor dit naast een romantische (maar vergis je niet het is wel een serieus beroep) manier van vissen bovendien heel duurzaam is.

Hoewel het voor mij dus klinkt als een droom, blijken er in Japan nog ‘maar’ een kleine 2000 ama’s over te zijn. Het is niet zo’n aantrekkelijk beroep meer dus de jonge generatie duikt liever niet meer het water in.

De helft van de ama’s zoekt naar waterschatten langs de kust van het schiereiland Ise Shima. De dames gaan bijna dagelijks de zee in, maar er zijn wat uitzonderingen. Zo gaan ze niet wanneer het stormt, in de koudste wintermaanden en ook niet op dagen met het ongeluksgetal zeven. En het aantal uren dat ze in de maand mogen duiken is beperkt.

De diepte in

Hoe ze dan te werk gaan? Dat verschilt per type ama. Zo heb je de kachido ama’s en de funado ama’s. De kachido’s zwemmen zelf de zee in en duiken dan tot zo’n 4 meter diep. (Voor het geval je het was vergeten: dat doen ze slechts met helmen, niet met zuurstof.)

De funado’s werken samen met een schipper, meestal hun man, en springen vanaf de boot het water in. Ze duiken vijf tot twintig meter diep en oogsten de schelpen met eenvoudige materialen.

Voor beide groepen geldt: binnen twee minuten moeten ze weer boven water zijn. Bij het stijgen ademen ze 9 keer langzaam uit waardoor een hoge fluittoon klinkt. Die wordt dus ook wel de zeefluit genoemd. Even komen ze boven voor een hap lucht en dan verdwijnen ze weer de diepe donkere zee in.

Duiken in stijl

Vroeger droegen deze duiksters een wit pak dat wat weg had van zo’n wit-plastic-chemische-stoffen-pak, maar tegenwoordig kiezen ze voor meer comfort en dragen ze liever een wetsuit (hoewel er gebieden zijn waar ze wel nog traditioneel in het wit duiken). En verder dragen ze dus alleen flippers en een kleine helm, duikbril of iets dat nog het meest lijkt op een badmuts.

De vangst wordt vaak dezelfde dag nog vervoerd en als het even kan belandt het diezelfde avond nog ergens in een Japanse keuken. Of beter nog, op een klein bbqtje. Dat schijnt het lekkerst te zijn.